Inhoud
Burgerinitiatief Bont Importverbod
Met dit burgerinitiatief vragen wij, burgers van Nederland, het parlement om een wettelijk verbod op de import, inkoop, verkoop en doorvoer van bont, ongelooide huiden en producten waarin bont is verwerkt.
UPDATE:
Sinds het opstarten van ons burgerinitiatief zijn de regels veranderd. Sinds 31 maart 2021 geldt dat in één jaar tijd 40.000 geldige handtekeningen moeten zijn verzameld. Ondanks al onze inspanningen om zo snel mogelijk handtekeningen te verzamelen, hebben wij deze doelstelling niet gehaald. Het is dus niet meer mogelijk om te ondertekenen. Ondanks dat zullen wij ons natuurlijk in blijven zetten voor een verbod op de import, inkoop, verkoop en doorvoer van bont en bontproducten.
Burgerinitiatief
Een burgerinitiatief is niet zomaar een petitie, maar een verzoek aan de Tweede Kamer om een uitgewerkt burgervoorstel te bespreken en er een standpunt over in te nemen. Ons voorstel is het verbod op de import van en handel in bont. Daar zetten wij ons als organisaties voor in.
Een burgerinitiatief is geldig wanneer dit wordt ondertekend door 40.000 personen die de Nederlandse nationaliteit bezitten en ouder zijn dan 18 jaar. Voor een geldige ondertekening moet ook handtekening, naam, adres, geboortedatum, enz vermeld worden. Enkel met voldoende handtekeningen die aan de vereisten voldoen, komt het onderwerp op de agenda van de Kamer! Dit wordt steekproefsgewijs gecontroleerd. 1
Waarom een import- en handelsverbod?
In Nederland is in 2013 de Wet verbod pelsdierhouderij in werking getreden. 1 Artikel 2 van de wet bepaalt: “Het houden, doden of doen doden van een pelsdier is verboden.” De wet richt zich met name op de houders van nertsen, maar beperkt zich daartoe niet. De wet richt zich op de gehele bontproductie in Nederland.
Het verbod vindt zijn grondslag in ethische en morele opvattingen ten aanzien van het houden van dieren met als doel het verkrijgen van hun – in economische zin waardevolle – pels. Het houden van pelsdieren werd door de wetgever niet langer aanvaardbaar geacht en in strijd met het “nee-tenzij”-principe van de Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren dat nadrukkelijk het “doel” van diergebruik als morele rechtvaardigingsgrond centraal stelt. 2 Ook zou volgens de wetgever de maatschappelijke weerstand tegen de bontproductie groot zijn. 3 Dit is met de publiciteit rondom corona, nertsen en ruimingen alleen maar toegenomen.
Sinds de inwerkingtreding van de Wet verbod pelsdierhouderij is het houden van pelsdieren in Nederland niet toegestaan, met uitzondering van het houden van nertsen. Voor nertsenfokkerijen geldt een overgangstermijn tot 1 januari 2024. Naar aanleiding van de vele coronabesmettingen bij nertsen komt er echter een vroegtijdig einde aan de nertsenfokkerij en daarmee de gehele pelsdierhouderij in ons land. Op 10 juni 2020 werd al een motie 4 ingediend waarin de Kamer de regering verzocht te zorgen voor een verbod op het beroepsmatig fokken van dieren die aantoonbaar bevattelijk zijn voor het coronavirus en een reservoir kunnen vormen. Op 23 juni 2020 is deze motie aangenomen. Minister Schouten hield vervolgens nog een vinger aan de pols en wilde de ontwikkelingen van het coronavirus afwachten. De besmettingen liepen de maanden daarna steeds verder op. Op 24 augustus 2020 heeft het OMT-Z geadviseerd om een verplichte stopregeling voor de nertsenfokkerij in Nederland na de pelsperiode in november van dit jaar op te leggen. Minister De Jonge en Schouten hebben bij brief van 28 augustus 2020 5 besloten om aan dit advies uitvoering te geven en wetgeving voor te bereiden op basis waarvan het houden van nertsen op korte termijn moet worden beëindigd. Daarbij acht het kabinet het van belang dat de afgelopen maanden de maatschappelijke onrust over de besmettingen op de nertsenbedrijven verder is toegenomen. Hiermee komt zeven jaar na het in werking treden van de Wet verbod pelsdierhouderij een vervroegd einde aan de pelsdierhouderij in Nederland.
Een verbod op de pelsdierhouderij in Nederland is nog geen verbod op het importeren en verkopen van bont. Dit betekent dat de bontproductie vanwege ethische en maatschappelijke weerstand in eigen land is verboden, maar dat de import en handel van bont dat elders op eveneens onethische wijze is verkregen wel is toegestaan. Dit is inconsequent. Dit burgerinitiatief streeft ernaar deze inconsequentie op te heffen door zo spoedig mogelijk een volledig wettelijk verbod op de import van en handel in bont af te kondigen. Omdat Denemarken een van de grootste bontproducenten ter wereld is, lijkt het weinig zinvol om te wachten op Europese overeenstemming over dit onderwerp. Er is bovendien geen reden in eigen land niet uit te gaan van onze eigen morele normen en waarden.
Definities
Definitie bont: Bont is een gevilde, behaarde dierenhuid, gelooid met behoud van de haren. Bont is dus een gevilde en gelooide vacht of pels.
Definitie pelsdier: dier dat gehouden wordt uitsluitend of in hoofdzaak ter verkrijging van de pels.
Ethiek en importverbod
In Nederland is de verontwaardiging over moreel verwerpelijk handelen tegenover dieren steeds de rechtvaardigingsgrond voor de totstandkoming van dierenbeschermingswetgeving. Al in 1875 werd de opzettelijke mishandeling van honden en katten strafbaar gesteld. In de afgelopen decennia is steeds meer ethisch onaanvaardbaar handelen met dieren wettelijk aan banden gelegd: het gebruik van trekhonden (1961), de vossenfokkerij (1995), het houden van kalveren in kisten (1996), de chinchillafokkerij (1997), dierproeven voor cosmetica (1997), het houden van zeugen aan de ketting (1998), de legbatterij (1999) en het gebruik van mensapen voor experimenten (2002). Het principe van de intrinsieke waarde van het dier is dan ook het fundament van de Nederlandse dierenbeschermingswetgeving. Dit belangrijke principe houdt in dat dieren wezens zijn met gevoel, bewustzijn en integriteit wiens waarde niet kan worden herleid tot hun economische waarde voor mensen. Vanuit dit principe dienen dieren met respect behandeld te worden.
Het bedrijfsmatig houden en doden van dieren enkel ter verkrijging van hun pels is niet in lijn met voormeld principe. Daarbij komt dat er nog steeds een consistente lijn is waar te nemen van toenemende zorg over wat dieren wordt aangedaan. Het toebrengen van leed en het ontnemen van het leven van een dier voor een niet-essentieel en zelfs triviaal doel als bont kan derhalve niet worden gerechtvaardigd en is onmiskenbaar in strijd met de publieke moraal.
Nederland heeft een lange traditie van het verbieden van ethisch onaanvaardbare praktijken – bijvoorbeeld op het gebied van kinderarbeid en milieuaantasting – ondanks de inperking van de economische vrijheid die dat met zich meebrengt. Het importverbod op alle zeehondenproducten en op honden- en kattenbont biedt een uitstekend voorbeeld van hoe (Nederlandse) wetgeving kan worden gewijzigd als gevolg van ethische bezwaren tegen bepaalde handelingen jegens het dier. Een wet die de import, inkoop, verkoop en doorvoer van bont, ongelooide huiden en producten waarin bont is verwerkt verbiedt, zet deze traditie voort.
Aanloop naar de Wet verbod pelsdierhouderij
Reeds bij de presentatie van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren in 1992 was de bontproductie onderwerp van zorg voor de Tweede Kamer. Daarna is de pelsdierhouderij meerdere malen in de Vaste Commissie voor LNV aan de orde geweest. De eerste aanzet tot een verbod op de pelsdierhouderij werd gegeven door de aanvaarde motie Swildens-Rozendaal c.s. (Kamerstuk 26 200 XIV, nr. 63) van 1 juli 1999, die luidde:
“De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende, dat nertsen van nature solitair levende roofdieren zijn die bij bedrijfsmatige productie in hun welzijn worden aangetast; overwegende, dat het bedrijfsmatig houden van nertsen is gericht op bontproductie; overwegende, dat het doel van bontproductie de instandhouding van de bedrijfsmatige nertsenhouderij niet rechtvaardigt; verzoekt de regering zo spoedig mogelijk een groeistop op het bedrijfsmatig houden van nertsen af te kondigen; verzoekt de regering maatregelen voor te bereiden teneinde het bedrijfsmatig houden van nertsen te beëindigen en de Kamer daarover op korte termijn te berichten, en gaat over tot de orde van de dag.”
De insteek van deze motie was het welzijn van de nertsen, maar het is duidelijk dat de problematiek met name haar grondslag vindt in ethische en morele opvattingen ten aanzien van het houden van nertsen met als doel het verkrijgen van hun – in economische zin waardevolle – pels. Het houden van twee andere diersoorten in Nederland voor bontproductie, vossen en chinchilla’s, werd verboden per 1 april 2008.
In de loop der jaren is het zwaartepunt in de Kamer verschoven van zorgen over het welzijn van de dieren naar de opvatting dat het houden van dieren voor de productie van bont hoe dan ook ongewenst is.
De huidige Wet dieren erkent in Artikel 1.3. de intrinsieke waarde van het dier:
“Bij het stellen van regels bij of krachtens deze wet, en het nemen van op die regels gebaseerde besluiten, wordt ten volle rekening gehouden met de gevolgen die deze regels of besluiten hebben voor deze intrinsieke waarde van het dier, onverminderd andere gerechtvaardigde belangen. Daarbij wordt er in elk geval in voorzien dat de inbreuk op de integriteit of het welzijn van dieren, verder dan redelijkerwijs noodzakelijk, wordt voorkomen en dat de zorg die de dieren redelijkerwijs behoeven is verzekerd.”
Het bovengenoemde ‘nee-tenzij’ principe wordt in de Wet dieren als volgt verwoord in Artikel 2.1.:
"Het is verboden om zonder redelijk doel of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar is, bij een dier pijn of letsel te veroorzaken dan wel de gezondheid of het welzijn van het dier te benadelen.”
De Wet verbod pelsdierhouderij gaat dus niet om de aard van de betrokken diersoort(en), maar om het onredelijk geachte doel waarvoor de dieren gehouden worden. Iedere vorm van welzijnsaantasting is onnodig als het doel de productie van bont is, zo was de gedachte van de wetgever bij de behandeling.
Maatschappelijke ontwikkelingen
Met het voorgestelde verbod volgt de wetgever de maatschappelijke ontwikkelingen. Er vindt namelijk een hoopvolle verandering plaats in modeland. Grote modehuizen kiezen op grote schaal voor een bontvrij beleid. Afgelopen jaren sloegen Hugo Boss, Armani, Gucci, Michael Kors en Jimmy Choo één voor één een nieuwe weg in door te kiezen voor een bontvrij beleid. Ook de luxe designer webshop Net-A-Porter, Donna Karan, Prada, Versace en Furla stopten met het gebruik van bont. Donatella Versace zei tijdens een interview met 1843 Magazine van The Economist: “Bont? Daar ben ik klaar mee. Ik wil geen dieren doden om mode te maken. Het voelt niet goed.” Federico Marchetti van Net-A-Porter, stelt dat uit onderzoek onder 25.000 van haar klanten is gebleken dat meer dan de helft wilde dat het bedrijf zou stoppen met de verkoop van bont. Giorgio Armani stopte met bont vanwege “de bescherming van, en de zorg voor het milieu en dieren.” Bij Gucci zijn 150 jonge medewerkers onder de dertig de aanleiding voor de beleidsverandering. Zij stelden elk een top drie op met dingen die anders zouden moeten binnen het bedrijf. Bont was er daar een van.
In september 2020 kondigde warenhuisketen Nordstrom aan vanaf eind 2021 niet langer bont te verkopen. Macy’s, Bloomingdale’s en Coach gingen het bedrijf in de Verenigde Staten al voor. 1 Nadat Los Angeles en San Francisco een verbod op de verkoop en import van bont instelden, volgde Californië als staat. Ook uit het Verenigd Koninkrijk komen nu geluiden om de import van bont na Brexit te verbieden. 2
Het draagvlak voor bont is in grote delen van de wereld tanende. Dit neemt niet weg dat bont nog op grote schaal wordt verwerkt in met name kleding. Daarbij komt dat veel mensen die bont kopen dat niet doorhebben, omdat zij ervan uitgaan dat het gaat om nep bont. Jarenlange bewustmaking en educatie heeft dus vooralsnog niet het gewenste effect gehad. Ook om deze redenen is een importverbod wenselijk.
Europese regelgeving en de Wereldhandelsorganisatie
Het vrij verkeer van goederen is geregeld in het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU). De EU kent weliswaar een verbod op handelsmaatregelen, maar een maatregel die handelsbelemmerend is, kan wel gerechtvaardigd worden. De mogelijke uitzonderingen op het verbod zijn vervat in artikel 36 VWEU en de ‘rule of reason’.
‘Rule of reason’
Het EU-recht staat een verbod op de import van bont toe via de ‘rule of reason’. 1 In het betreffende arrest ((Hof van Justitie, zaak 120/78: Cassis de Dijon) en de daarop volgende rechtspraak heeft het Hof aangegeven dat een handelsbelemmerende maatregel met een beroep op de ‘rule of reason’ kan worden gerechtvaardigd indien het een niet-discriminatoire maatregel betreft, de maatregel niet-economisch van aard is en wordt voldaan aan eisen van noodzakelijkheid en proportionaliteit.
Het verbod op de import van en handel in bont zal geen onderscheid maken naar land van herkomst of producent en is derhalve aan te merken als niet-discriminatoir. Het verbod heeft de bescherming van dieren tegen een ethisch ongewenst gebruik door de mens als doel en is daarom niet-economisch van aard. De noodzaak van het verbod is gelegen in de steeds sterker wordende ethische en maatschappelijke overtuiging in Nederland dat dieren niet voor de productie van bont behoren te worden gebruikt. Ter bereiking van dit doel is het verbod proportioneel. Er is immers geen andere maatregel mogelijk waarmee op minder verstrekkende wijze hetzelfde effect zou kunnen worden bereikt.
Gelet op het bovenstaande zal een beroep op de ‘rule of reason’ naar alle waarschijnlijkheid slagen.
‘Openbare zedelijkheid’
Daarnaast biedt Artikel 36 VWEU de lidstaten de mogelijkheid om beperkende handelsmaatregelen vast te stellen wanneer dit wordt gerechtvaardigd door algemene, niet-economische overwegingen. Artikel 36 noemt een aantal belangen waarvoor de handel mag worden beperkt waaronder “de gezondheid en het leven van personen, dieren of planten” en de “bescherming van de openbare zedelijkheid”.
Dergelijke uitzonderingen op het algemene beginsel moeten strikt worden uitgelegd en nationale maatregelen mogen geen middel vormen tot willekeurige discriminatie of een verkapte beperking inhouden van de handel tussen de lidstaten. De maatregelen moeten ten slotte rechtstreeks verband houden met het algemeen belang dat moet worden beschermd, en mogen niet verder gaan dan nodig is (het evenredigheidsbeginsel).
Een import- en handelsverbod is niet discriminatoir. Het verbod zal namelijk geen onderscheid maken naar land van herkomst of producent. Het importverbod kan met een beroep op beide hiervoor genoemde belangen worden gerechtvaardigd. Dat de gezondheid van dieren gebaat is bij een importverbod is evident. Er zullen dan immers niet langer pelsdieren worden gehouden en gedood voor de Nederlandse markt. Het Gerechtshof Den Haag heeft reeds bepaald dat het Nederlandse verbod op het houden en doden van pelsdieren op grond van artikel 36 VWEU gerechtvaardigd is ter bescherming van de openbare zedelijkheid. 1 Evident is ook dat het verbod niet is ingegeven door een economisch belang. Er zijn binnenkort geen Nederlandse pelsdierhouderijen meer die garen kunnen spinnen bij een verbod op de import van en handel in bont. Tenslotte is een importverbod proportioneel omdat er geen andere maatregel is waarmee op minder verstrekkende wijze hetzelfde effect kan worden bereikt.
Uit de rechtspraak met betrekking tot de ‘openbare zedelijkheid’ volgt dat iedere lidstaat op basis van zijn eigen waarden en normen mag bepalen welke vereisten zij uit hoofde van de openbare zedelijkheid nodig oordeelt. (Hof van Justitie, zaak 34/79 en zaak C-23/89). Uiteraard moet zijn voldaan aan de eisen van non-discriminatie, noodzakelijkheid en proportionaliteit.
Dat het gewenste verbod in overeenstemming met EU-recht is blijkt ook uit het feit dat Frankrijk, Italië, België en Denemarken reeds lang geleden de import van en handel in katten- en hondenbont hebben verboden. 2 Inmiddels is er een Europees verbod. Denemarken zal als grote bontproducent echter niet meewerken aan een volledig verbod op de import van bont. Daarom roepen wij de Nederlandse wetgever op om in actie te komen.
Wereldhandelsorganisatie (WTO)
Ook op grond van het WTO-verdrag is het implementeren van maatregelen die handelsbelemmerend kunnen werken, toegestaan in het geval dit strekt ter verwezenlijking van een legitiem doel, zoals bescherming van personen, flora, fauna, het milieu of consumentenbelangen. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ter bescherming van een legitiem doel, namelijk het beschermen van niet-gedomesticeerde dieren in gevangenschap en het vangen van wilde dieren, enkel en alleen voor de productie van een in Nederland maatschappelijk niet geaccepteerd productiedoel: bont.
Op 16 september 2009 stelde de Europese Unie (EU), mede op aandringen van Nederland, een verbod in op de handel in producten afkomstig van zeehondensoorten. Met het verbod werd tegemoet gekomen aan de kritiek bij het publiek en regeringen in verband met dierenwelzijn. Canada en Noorwegen, zelf grote ‘producenten’ van zeehondenbont, waren van oordeel dat dit verbod in strijd was met de regels van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) en startten een geschillenprocedure. 1
Het WTO-panel deed in oktober 2013 uitspraak. Het panel oordeelde dat het verbod op de import en de handel in zeehondenproducten is toegestaan voor de bescherming van, wat in WTO-termen, de “publieke moraal” wordt genoemd. Het verbod is niet strijdig met de WTO-regels en noodzakelijk ter verwezenlijking van het beoogde doel. Er zijn geen alternatieve, minder handelsbelemmerende maatregelen mogelijk.
Het begrip “publieke moraal” is goed vergelijkbaar met het Europeesrechtelijke begrip “openbare zedelijkheid”. De Europese Commissie beriep zich met name op de vele petities die opriepen tot het beter beschermen van dieren en het verbieden van de handel in zeehondenbond. 2 Canada en Noorwegen gingen in beroep. Op 22 mei 2014 bevestigde het Dispute Settlement Body (DSB) van het WTO dat hetdoel om het welzijn van zeehonden te beschermen zwaarder woog dan de handelsbelangen. 3
Conclusie
Gelet op al het voorgaande, met name het pelsdierhouderijverbod, ligt een import- en handelsverbod voor bont in Nederland voor de hand. Als we de pelsdierhouderij als zijnde onethisch wettelijk verbieden, kunnen we niet tegelijkertijd bontproducten die op vergelijkbare onethische wijze elders zijn geproduceerd hier op de markt toelaten. Dit is in strijd met de geluiden uit de samenleving over dierenwelzijn en de publieke moraal.
Er is bovendien geen reden in eigen land niet uit te gaan van de eigen morele normen en waarden. Kijkend naar EU- en WTO-regelgeving en jurisprudentie is een verbod op import van bont ook haalbaar.
Update
Op 3 november 2020 werd een motie van de Partij voor de Dieren 1 aangenomen met de volgende tekst:
constaterende dat virologen erop wijzen dat de bontindustrie weleens de ontbrekende schakel kan zijn geweest bij het overspringen van het coronavirus van dier op mens in China, met een nadrukkelijke rol voor de fok van wasbeerhonden, en dat de bontfokkerij zorgt voor mutaties die ongevoelig kunnen zijn voor de vaccins die nu worden ontwikkeld;
constaterende dat dit coronabont nog altijd wordt geïmporteerd, met name als bontkraag, en dat we daarmee meewerken aan het in stand houden van een industrie die een groot gevaar vormt voor de volksgezondheid;
verzoekt de regering zich sterk te maken voor een importverbod op bont en bontproducten afkomstig van pelsdieren,
Of de motie uitgevoerd gaat worden en of deze van invloed is op dit burgerinitiatief wachten we rustig af.