Inhoud
De poging tot slopen van het 3e amendement-Vestering via het ‘convenant dierwaardige veehouderij’
Op 21 april 2021 trad de nieuwe Europese diergezondheidsverordening in werking. De verordening brengt de omvangrijke hoeveelheid Europese wetgeving over diergezondheid samen in één kader. De Wet dieren, die op 1 januari 2013 in werking trad (1 juli 2014 voor dierenwelzijn), moest daarom op een aantal punten worden aangepast. Tijdens de verschillende vergaderingen hierover konden moties en amendementen ingediend worden. Dat laatste deden de leden Wassenberg en Vestering van de Partij voor de Dieren.
Wat is een redelijk doel?
Het derde amendement-Vestering beoogt dat aan de oorspronkelijke zinssnede, dat het veroorzaken van pijn of letsel bij een dier zonder ‘redelijk doel’ niet is toegestaan, zou worden toegevoegd dat het kunnen houden van dieren in een bepaald houderijsysteem of een bepaalde wijze van huisvesting in ieder geval geen ‘redelijk doel’ meer vormt.
Dit raakt aan de kern van de absolute schizofrenie van de dierhouderij: Het veroorzaken van pijn of letsel bij een dier geldt als dierenmishandeling - net als het op een andere wijze benadelen van het welzijn van een dier - behalve wanneer dit een ‘redelijk doel’ dient. De Partij voor de Dieren tracht dus de Wet dieren iets minder schizofreen te maken door oude kabinetsbeloftes te verankeren in wetgeving en de dieren in de veehouderij eindelijk wettelijke bescherming te bieden tegen structureel, institutioneel dierenleed.
Een meerderheid is voor ‘change’
De Tweede Kamer stemde op 11 mei 2021, ondanks het voorspelbare afraden door toenmalig Landbouwminister Schouten, voor de wijzigingen en bepaalde dat de wet per 1 januari 2023 moest worden ingevoerd. De Eerste kamer stemde ook voor.
Piet Adema, huidig demissionair minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, heeft, na lang dralen, eind december 2022 wel zijn handtekening gezet voor inwerkingtreding van het amendement over het voorkomen van stalbranden en van het amendement over het kunnen instellen van fokbeperkingen op het moment dat er dierenleed dreigt. Deze wijzigingen zijn vanaf 1 januari 20123 eindelijk van kracht.
Pas op 14 juni 2023 zet Adema ook zijn handtekening onder het derde amendement-Vestering (artikel I, onderdeel 0A, van de wet van 26 mei 2021 tot wijziging van de Wet dieren in verband met de uitvoering van de herziene Europese diergezondheidswetgeving (Stb. 2021, 256)) met een inwerkingtredingsdatum van 1 juli 2024. Er is dan echter al aangekondigd dat een "voorstel voor een wetswijziging houdende een alternatief voor de in dat onderdeel opgenomen wijziging", bij de Tweede Kamer zal worden ingediend. Adema wil de Kamer dus een alternatief bieden voor het derde amendement waar ze al voor gestemd hebben.
Het Landbouwministerie tracht het derde amendement te slopen via een convenant
Het derde amendement is onacceptabel voor de vee-industrie en haar marionetten op het Landbouwministerie. De minister laat de Tweede Kamer weten dat hij de wet in geamendeerde vorm niet uitvoerbaar acht en dat hij daarom zelf een nieuwe wetwijziging zal voorstellen gebaseerd op afspraken gemaakt in een convenant.
”[O]m het amendement naleefbaar en handhaafbaar te maken”, is het excuus, zou het convenant als basis moeten gaan dienen voor wet- en regelgeving die de ontwikkeling naar een ‘dierwaardige veehouderij’ verankert.
De minister van LNV poogt op deze wijze de door het parlement aanvaarde wijzigingen in de Wet dieren ongedaan te maken. Dit kan worden gezien als ondemocratisch en immoreel en een schoffering van beide Kamers. Het negeert daarnaast 20 jaar aan kabinetsbeloftes.
De vee-industrie mag dat convenant dicteren
Op 25 augustus 2022 kreeg Bram van Ojik, notabene een voormalig GroenLinks kamerlid, de opdracht van de minister van LNV het in 2021 aangenomen amendement op artikel 2.1. van de Wet dieren te verbasteren tot het zogenaamde ‘convenant dierwaardige veehouderij’, opgesteld door de vee-industrie.
Uit de genodigden voor het convenant-overleg is duidelijk dat de vee-industrie de wetswijziging grotendeels mag dicteren: AVINED (pluimveesector), Caring Farmers (natuurinclusieve kringlooplandbouw), CBL (supermarktkoepel), Dierenbescherming, DZK (melkveehouderij), LTO (boerenondernemersorganisatie), NAJK (agrarisch jongeren), POV (varkensboeren) en SBK (kalversector).
Waarom leent de Dierenbescherming zich hiervoor?
Ja, ook de Dierenbescherming is, in haar huidige vorm, een onderdeel van de vee-industrie. De Dierenbescherming heeft een product te verkopen, namelijk het Beter Leven Keurmerk. Aan dit concept zijn grote belangen verbonden, niet in de laatste plaats prestige en fondsenwerving. Met haar reclames voor het Beter Leven Keurmerk is de Dierenbescherming een van de belangrijkste promotors van vlees (en zuivel en ei) consumptie. De dierenbescherming vertegenwoordigt dan ook niet de dieren maar in de allereerste plaats haar eigen belangen.
Dierenrechtenorganisaties mogen niet meepraten
Voor de vorm mochten markt- en ketenpartijen, organisaties van veehouders en dierenwelzijnsorganisaties op separate bijeenkomsten ook wat in de dierenmelk brokkelen. Dierenrechtenorganisaties waren niet welkom. In een interview met het tijdschrift Roots legt Van Ojik uit waarom: “Het klopt dat Animal Rights is afgewezen, maar dat is niet zo heel gek. Ze willen namelijk helemaal geen veehouderij, dus dan heeft het weinig zin om met hen over dierwaardige veehouderij te spreken.”
Natuurlijk vindt Animal Rights dat ‘dierwaardige veehouderij’ een contradictio in terminis is en dat de vee-industrie dient te verdwijnen. Wat echter het belangrijkste is met betrekking tot het convenant is dat degene met de grootste belangen bij de uitkomst van het overleg niet vertegenwoordigd zijn, namelijk de dieren. Een dierenrechtenorganisatie als Animal Rights zou deze belangen kunnen behartigen.
Bram van Ojik meldt aan Animal Rights zelf: “Ik heb uw ‘eis’ deel uit te maken van de kerngroep in die kerngroep besproken, maar ook daar ontbrak de animo om uw eis in te willigen.” Tja, je vraagt aan de schapen of de wolf erbij mag in de wei; wat dacht je dan dat de schapen zouden antwoorden?
Nota van wijziging
De truc van de minister is om het inwerkingtredingsbesluit voor het amendement tegelijk in procedure te brengen met het indienen van zijn nota van wijziging bij de Tweede Kamer. Hij rekent er dan op dat de Tweede Kamer instemt met zijn alternatieve tekst en het derde amendement-Vestering laat vervallen. In dat geval zal er in lagere wetgeving worden vastgelegd welke vormen van natuurlijk gedrag dieren zouden moeten kunnen vertonen. Wat dat concreet zal betekenen voor de dieren wordt door de vee-industrie bepaald aan de overlegtafel van het ‘convenant dierwaardige veehouderij’.
Op 14 juni 2023 diende de minister bovengenoemde nota van wijziging in ”voor een nieuwe grondslag in de Wet dieren om gedragsbehoeften van dieren in de veehouderij aan te wijzen die niet permanent onthouden mogen worden.”
Hij wil dit uitvoeren door via aanpassingen in algemene maatregelen van bestuur (AMvB’s) voor gedragsbehoeften en voor ingrepen helder te maken wat per diersoort verboden wordt, of welke aanvullende strenge voorwaarden aan ingrepen worden gesteld, en wat de gevolgen daarvan zijn. Deze lagere regelgeving zou gebaseerd moeten worden op de afspraken in het convenant.
Direct na het afsluiten van het convenant zal de minister het traject voor de eerste AMvB opstarten. De Tweede en de Eerste Kamer worden in de gelegenheid gesteld kennis te nemen van het ontwerp van die AMvB en daarover haar mening te geven voordat de AMvB ter advisering aan de Afdeling advisering van de Raad van State wordt voorgelegd.
De inwerkingtredingsdatum van 1 juli 2024 biedt beide Kamers een krappe termijn om deze wetswijziging nog te behandelen voordat het amendement in werking treedt.
Advies Raad van State
Op 1 februari 2023 heeft de Afdeling advisering van de Raad van State (RvS) advies gegeven over de zogenoemde nota van wijziging bij het voorstel om de Wet dieren te wijzigen.
De RvS wees erop dat de gang van zaken op gespannen voet staat met de grondwet. De inwerkingtreding van het geamendeerde artikel per 1 juli 2024 is bij Koninklijk Besluit bepaald. "Uit de Grondwet blijkt dat een wet die door zowel de Tweede als de Eerste Kamer is aanvaard en door de regering is bekrachtigd en bekendgemaakt, zo snel mogelijk en in zijn geheel in werking moet treden. Gedeeltelijke uitstel van inwerkingtreding is mogelijk als dat nodig is in verband met technische, niet-beleidsmatige factoren die bijvoorbeeld samenhangen met een goede voorbereiding van de invoering van de wet. Vlotte inwerkingtreding is bedoeld om te voorkomen dat de wil van de wetgever niet wordt gerealiseerd." Een aangenomen wet behoort dus in werking te treden, tenzij de wetgever anders beslist.
Ook benadrukte de RvS dat niet duidelijk is op welke wijze het convenant zal worden ingevuld om het doel van het amendement te realiseren. "De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit is van plan om de algemene maatregel van bestuur te baseren op de uitkomsten van het convenant dierwaardige veehouderij. Op dit moment is nog niet duidelijk hoe dat convenant zal komen te luiden. Daarnaast is het verbod in de nota van wijziging minder omvattend dan het amendement-Vestering. Daar staat namelijk een volledig verbod om bij een dier pijn of letsel te veroorzaken dan wel de gezondheid of het welzijn van het dier te benadelen. Om het doel van het amendement te bereiken, zal bestaande lagere regelgeving moeten worden aangepast."
Zoals verwacht: vooruit schuiven
Op 14 juni 2023 rapporteerde Adema aan de Tweede Kamer hoe ver hij gevorderd was met het ontmantelen van het derde amendement-Vestering.
De voorlopige uitkomsten zijn dieptriest. Allereerst bleek resultaat binnen de oorspronkelijk door de minister beoogde termijn onmogelijk. Verder komt Van Ojik met ver naar de toekomst geschoven vage, en waarschijnlijk loze, beloftes over een diergericht ontworpen houderijsysteem, uiterlijk, op 1 januari 2040.
Daar zijn natuurlijk wel voorwaarden van de veeboeren aan verbonden die neerkomen op nog meer subsidietroggen om uit te schransen, een onmogelijk gelijk speelveld in de EU en op de wereldmarkt, vereenvoudigde vergunningverlening en, het cadeautje voor de Dierenbescherming, “maximale inzet van keurmerken”.
Diergericht
Diergericht definieert LNV heel naïef als een houderijsysteem met de behoeftes van dieren als uitgangspunt. Men noemt dan “de behoefte van kippen om een stofbad te nemen, of van varkens om te wroeten.”
De belangen van dieren om geen bezit te zijn, niet tot slaaf gemaakt te worden, niet vermoord te worden, eigen keuzes te maken, tot bloei te komen, of een leven te voltooien, worden natuurlijk niet genoemd, want dat zou onverenigbaar zijn met het uitgangspunt uitbuiting.
Dat is ook het grote, onoverkomelijke manco van de 'zes leidende principes (van dierwaardigheid)' van de Raad voor Dierenaangelegenheden (RDA). De basis, principe 1, is erkenning van de intrinsieke waarde en de integriteit van het dier. Daarnaast dient een dierwaardige veehouderij in drie basisbehoeften te voorzien: voldoende voeding, comfortabele en veilige omgeving en een goede gezondheid; de principes 2, 3 en 4. Verder moet er ruimte zijn voor natuurlijk gedrag – principe 5. Volgens principe 6 moet het dier kunnen reageren op zijn omgeving, teneinde een emotionele toestand te kunnen bereiken die het als positief ervaart.
De veehouderij is onverenigbaar met principe 1, terwijl principe 2 t/m 6 in het niet vallen bij 'dierwaardigheidsbelangen' als geen bezit te zijn, geen product of productiemiddel te zijn, niet geterroriseerd of vermoord te worden.
Adema denkt daar natuurlijk anders over: "In mijn ogen kan de veehouderij verenigbaar zijn met dierwaardigheid." Maar hij weet dat verder niet toe te lichten, laat staan te onderbouwen.
Volgende fase
D66-er Elbert Roest neemt vervolgens het stokje over. Hij gaat verder werken met de kerngroep aan ”de inhoudelijke agenda van het convenant.” Dat meldt LNV op 2 september 2023. Er is geen intentie om nog andere organisaties te laten deelnemen of te raadplegen.
De eerste fase, over de houderijsystemen, liep van september 2022 tot september 2023. Transport en slacht worden in de tweede fase behandeld, met daarnaast zaken als ”het terugdringen van ziektes en aandoeningen, en het houden van dierrassen die geen kenmerken hebben die schadelijk zijn voor hun gezondheid of welzijn. De inzet van onderzoek en innovatie staat ook op de agenda.” Fase 2 had vanaf oktober 2023 moeten lopen.
Meer vertragingen
Op 25 oktober 2023 stuurt demissionair Landbouwminister Adema een ‘Commissiebrief convenant dierwaardige veehouderij’ naar de Kamer. Hij moet opnieuw melden dat er "op dit moment nog geen definitieve convenantafspraken gemaakt.".
"De voorzitter van het convenant heeft laten weten dat voor afronding meer tijd nodig is. De voorzitter verwacht tot begin december nodig te hebben." De tweede fase is zelfs helemaal nog niet gestart: "Er is voor gekozen om in de tweede fase van het convenant te komen tot afspraken over het stoppen met het fokken en houden van dieren met schadelijke kenmerken. Omdat de tweede fase nog niet is gestart, is de fokkerij op dit moment nog niet betrokken bij de transitie naar dierwaardige veehouderij."
Het eerste scheurtje in de 'kerngroep' is ook opgetreden: "Op 22 september 2023 heeft de Nederlandse Vereniging van Pluimveehouders (NVP) laten weten niet langer deel te kunnen nemen aan het convenanttraject. De NVP is één van de leden van Avined."
Uit Adema's antwoorden op de vele vragen blijkt ook dat economische afwegingen uiteindelijk de hoofdrol gaan spelen: "Wel moeten investeringen in dierwaardigheid in de markt (in Nederland, in ons omringende landen, in Europa en in de rest van de wereld) kunnen worden terugverdiend."
En: "Bij het opstellen van het convenant is voorzien in een impactanalyse. Deze impactanalyse zal op hoofdlijnen kijken naar onder meer kosten (eenmalige kosten op korte en lange termijn; structurele kosten), naar de kritische succesfactoren en naar effecten op de prijs van boodschappen."
De convenant onderhandelingen lopen (strompelend) door terwijl het kabinet demissionair is. Tegen beter weten in?
"De Tweede Kamer heeft de mogelijkheid stukken en wetgeving controversieel te verklaren of zich anderzijds uit te spreken tegen het lopende beleid. Ik constateer dat dit voor wat betreft het convenant dierwaardige veehouderij tot op heden niet is gebeurd."
Maar: "Over belangrijke randvoorwaarden kan door dit kabinet gezien de demissionaire status ervan, geen toezegging meer worden gedaan."
En nu?
Ook het derde amendement-Vestering zal, indien aangenomen, geen einde maken aan de intensieve veehouderij. Wat het wel doet, is organisaties als Animal Rights handvaten geven om langs juridische weg de vee-industrie stukje bij beetje te ontmantelen. Adema begrijpt en vreest dat.
De minister: ”Indien beide Kamers ervoor kiezen de door het kabinet voorgestelde wetswijziging om de doelstelling van het amendement-Vestering op uitvoerbare wijze te regelen niet (tijdig) aan te nemen, dan zal het amendement-Vestering in werking treden, ongeacht de onduidelijke juridische situatie die daarmee zal ontstaan. Hiermee hebben de Kamer(s) volledige zeggenschap over welke bepalingen op 1 juli 2024 in werking zullen treden.”
Op 8 september 2023 benadrukt de minister, in antwoorden ”op vragen en opmerkingen inzake dierwaardige veehouderij” aan de Eerste Kamer, dit nogmaals: ”Het is aan het parlement om over het alternatief te beslissen. Indien dat niet of niet tijdig wordt aangenomen, treedt het amendement ongewijzigd in werking. De uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid daarvan kunnen aan de voorkant niet worden gegarandeerd, zolang niet duidelijk is welke verboden eruit zullen volgen. Uitspraken van rechters in concrete casussen zullen die impact pas duidelijk maken.”
Ook op 25 oktober 2023 legt de minister nog eens uit dat het amendement Vestering (35398-9) inmiddels onderdeel uitmaakt van de Wet Dieren en per 1 juli 2024 in werking zal treden. Deze inwerkingtreding hangt niet af van het convenant en is niet gebaseerd op convenantafspraken. "Ik wijs erop dat ik een nieuwe alternatieve wetswijziging heb voorgesteld die momenteel in de Tweede Kamer aanhangig is. Indien de behandeling van die wetswijziging door het parlement tijdig voor 1 juli 2024 is afgerond en het voorstel wordt aangenomen, vervalt het amendement voordat het inwerking treedt en wordt het doel achter het amendement op een uitvoerbare en handhaafbare wijze nagestreefd. Deze wetswijziging biedt een grondslag om per AMvB nadere eisen te stellen en invulling te geven aan een dierwaardige veehouderij. De invulling van deze AMvB wil ik mede baseren op de afspraken in het convenant. "
We hebben op 21 juni 2023 gezien, bij het klappen van het ‘landbouwakkoord’, dat de boerenorganisaties niet in staat zijn om met hun uiteindelijk grootste ‘vriend’, het ministerie van LNV, tot overeenstemming te komen. Zou dat voor dit convenant heel anders zijn?
Op 1 oktober 2023 moest er volgens eerdere afspraken een convenant liggen. De voorzitter verwacht in september tot medio november nodig te hebben; eind oktober wordt dat al begin december ...
De minister houdt echter nadrukkelijk de mogelijkheid open om zijn nota van wijziging in werking te laten treden zonder een gesloten convenant en zonder nadere uitwerking in/van lagere wet- en regelgeving. Dat zou volstrekt onaanvaardbaar moeten zijn!
We gaan het spoedig zien. Wordt ongetwijfeld vervolgd ...