Main content

Inhoud

De vee-industrie maakt mensen ziek!

Nieuws: 1 mei 2020
Slacht

Nederland en België zijn landen waar mens en 'landbouw(huis)dier' dicht op elkaar leven. In Nederland wonen bijvoorbeeld 1,7 miljoen mensen op minder dan 2 km afstand van een geitenhouderij. Er wordt discussie gevoerd over de intensieve veehouderij. De leefbaarheid op het platteland en de volksgezondheid zijn veelal opgeofferd aan het economisch belang van de veehouderij. Lange tijd kon de veehouderij haar gang gaan omdat burgers in het buiten gebied een zekere overlast in hun omgeving voor lief namen. Maar die tijd is voorbij, vooral omdat veel familiebedrijfjes plaats maakten voor megabedrijven met weinig draagvlak onder de bevolking. Technologische oplossingen voor de plaag van de intensieve veehouderij volstaan niet.

Het is bekend dat luchtverontreiniging in het algemeen kan leiden tot een verhoogd risico op ziekte en sterfte. Het Schone Lucht Akkoord (SLA) zou voor alle inwoners van Nederland de luchtkwaliteit moeten verbeteren zodat de gezondheidsschade door luchtverontreiniging minder wordt. Binnen het SLA wordt ingezet op de belangrijkste bronnen van luchtverontreiniging voor de impact op gezondheid zoals verkeer, landbouw, houtstook en industrie.

Naar aanleiding van de Q-koorts uitbraak, vogelgriep-epidemieën en de corona crisis is er een breed besef ontstaan dat de vee-industrie tot gezondheidsrisico’s leidt. GGD’en en huisartsen zochten de publiciteit omdat zij en/of hun patiënten een relatie zagen tussen het wonen bij een veehouderij en bepaalde aandoeningen, met name van de luchtwegen. Omdat hier slechts beperkt onderzoek naar was gedaan, zijn er in Nederland een aantal grote onderzoeken in elkaars verlengde uitgevoerd naar de mogelijke gezondheidseffecten bij omwonenden van veehouderijen.

Intensieve Veehouderij en Gezondheid

In het onderzoek ‘Intensieve Veehouderij en Gezondheid’ (Heederik en IJzermans, 2011) 1 werden door analyse van huisartsengegevens en omgevingsmetingen duidelijke aanwijzingen gevonden dat er inderdaad mogelijk gezondheidseffecten kunnen optreden bij mensen die in gebieden met veel veehouderijen wonen.

Veehouderij en Gezondheid Omwonenden

Dit was de directe aanleiding voor het vervolgonderzoek dat resulteerde in het RIVM-rapport ‘Veehouderij en Gezondheid Omwonenden’ 1 uit 2016 dat werd uitgevoerd in het oostelijk deel van Noord-Brabant en in Noord-Limburg.

COPD-patiënten, leiders aan een chronische ziekte van de longen, die dichtbij of in de buurt van een of meer veehouderijen wonen, hebben een verhoogd risico op complicaties van hun ziekte. Ook gebruiken deze mensen vaker luchtweg-medicatie. Een verlaging van de longfunctie wordt gevonden bij mensen die veel veehouderijen in hun directe omgeving hebben en bij een verhoogde concentratie ammoniak in de lucht, afkomstig van de veehouderij.

In de huisartsengegevens is een relatie te zien tussen het wonen in de buurt van een pluimveehouderij en longontsteking voor de jaren 2009-2013. Op basis van de huisartsengegevens van 2010-2013 en woonafstand tot het dichtstbijzijnde geitenbedrijf wordt geen relatie gevonden tussen het wonen in de buurt van geitenbedrijven en longontsteking, maar onder de ongeveer 2.500 deelnemers van het medisch onderzoek binnen VGO wordt wel een verband gevonden tussen longontstekingen en het wonen in de buurt van geitenbedrijven, maar het betreft een zeer beperkt aantal gevallen. Het voorkomen van antilichaamresponsen tegen Coxiella burnetii, de veroorzaker van Q-koorts, was sterk geassocieerd met geitenhouderijen.

Veehouderij en Gezondheid Omwonenden (aanvullende studies)

In 2017 volgde de aanvullende studies ‘Veehouderij en Gezondheid Omwonenden (aanvullende studies), Analyse van gezondheidseffecten, risicofactoren en uitstoot van bio-aerosolen’. 1 Hierin stelt men:

“Ook rondom geitenhouderijen hebben mensen een grotere kans op longontsteking. Eerder zijn hiervoor al aanwijzingen gevonden, die nu nader onderbouwd zijn over een langere periode. De onderzoekers zien deze toename over alle jaren van 2007 tot en met 2013, dus ook na de Q-koortsepidemie, die van 2007 tot en met 2010 plaatsvond. Het aantal extra gevallen van longontsteking in het onderzoeksgebied dat kan worden toegeschreven aan de aanwezigheid van geitenbedrijven is gemiddeld over de jaren 2009-2013 ongeveer 89 patiënten per 100.000 mensen per jaar. Dat komt neer op ongeveer 5,4% extra patiënten.”

Hoe dit verband nu precies wordt veroorzaakt blijft onduidelijk:

“Het blijft onduidelijk of de extra longontstekingen rondom geitenbedrijven worden veroorzaakt door specifieke ziekteverwekkers die van dieren afkomstig zijn (zoönoseverwekkers), micro-organismen uit de mest, of dat mensen gevoeliger voor longontsteking worden door de blootstelling aan stoffen die geitenhouderijen uitstoten, zoals fijnstof en endotoxinen.”

Het is dus ook niet mogelijk om te zeggen wat er aan gedaan kan worden.

Het onderzoek bevestigt ook de eerdere conclusie dat mensen met COPD, die in de buurt van veehouderijen wonen, vaker en ernstiger klachten hebben dan mensen die op grotere afstand van veehouderijen wonen.

Uit luchtmetingen in de woonomgeving blijkt dat de concentratie endotoxinen in de lucht toeneemt naarmate de afstand tot een veehouderij kleiner wordt of het aantal veehouderijen in een gebied (de dichtheid) groter wordt. Endotoxinen zijn kleine onderdelen van micro-organismen die luchtwegirritatie en ontstekingsreacties kunnen veroorzaken.

Veehouderij en Gezondheid Omwonenden III

In september 2018 volgde het rapport ‘Veehouderij en Gezondheid Omwonenden III, Longontsteking in de nabijheid van geiten- en pluimveehouderijen; actualisering van gegevens uit huisartspraktijken 2014-2016’. 1

“De resultaten van de programma’s IVG (Intensieve Veehouderij & Gezondheid, 2011) en VGO (Veehouderij en Gezondheid Omwonenden, 2016 en 2017) wijzen op consistente associaties tussen het wonen in de nabijheid van geiten- en pluimveehouderijen en een verhoogd risico op longontsteking.” “Het risico op longontsteking bleek verhoogd in een straal van 1 kilometer rondom pluimveehouderijen en twee kilometer rondom geitenbedrijven. Afhankelijk van het onderzoeksjaar ging het daarbij om 150-200 vermijdbare gevallen van longontsteking per 100.000 mensen.“

Het rapport zegt over mogelijke oorzaken:

“De associatie tussen het voorkomen van longontsteking en het wonen in de nabijheid van pluimveehouderijen kan mogelijk worden verklaard door de uitstoot van fijnstof en endotoxinen door deze bedrijven, mogelijk in combinatie met de al aanwezige achtergrondblootstelling. De oorzaak van de associatie tussen longontsteking en wonen in de nabijheid van geitenhouderijen is vooralsnog onbekend en een rol voor fijnstof en endotoxinen lijkt minder waarschijnlijk.”

Doel van de actualisering in dit rapport is om na te gaan of de associatie tussen het wonen in de nabijheid van geiten- en pluimveehouderijen en het voorkomen van longontsteking nog steeds kan worden aangetoond voor de jaren 2014 t/m 2016:

“In de jaren 2014-2016 zien we dezelfde verhoging van het aantal longontstekingen bij omwonenden van geitenhouderijen als in de jaren ervoor. […] Het aantal gevallen van longontsteking is in het studiegebied jaarlijks gemiddeld circa 50% hoger. Er zijn duidelijke associaties gevonden tussen de afstand van een geitenbedrijf tot het woonadres. Deze associatie is in alle toegepaste analysemethoden aangetoond en daarmee is deze gevonden associatie robuust en niet sterk afhankelijk van de gedane aannames in de verschillende analysemethoden. […] Onder bewoners bij wie binnen twee kilometer rondom de woning één geitenhouderij ligt, treden 32%, 24% en 25% (resp. 2014, 2015, 2016) meer gevallen van longontsteking op vergeleken met bewoners zonder geitenhouderij binnen twee kilometer van de woning.”

De resultaten van de associatie tussen longontsteking en geitenhouderijen worden nauwelijks beïnvloed door de aanwezigheid van andere typen veehouderij in de omgeving en de associatie met longontsteking wordt in nagenoeg even grote mate gevonden voor beide grootste risicogroepen: ouderen en kinderen.

Uit een vergelijking met controlegebieden in delen van het platteland in Nederland met minder veehouderij bleek wederom dat in het studiegebied in Noord-Brabant en Limburg 50 à 60% vaker longontsteking wordt gediagnosticeerd. Het rapport concludeert:

“Het herhaalde resultaat maakt de associatie tussen longontsteking en de nabijheid van geitenhouderijen consistent en vraagt daarom om nader onderzoek dat dieper ingaat op de mogelijke causaliteit. Alles beschouwend is er op dit moment geen duidelijke causaliteit te vinden voor de gevonden associatie tussen longontsteking en geitenhouderijen in de omgeving. Een relatie met de Q-koorts epidemie van 2007-2009 is zeer onwaarschijnlijk. Meer zicht op de causaliteit is van belang voor de volksgezondheid in het gebied. Het gaat immers om circa 130 vermijdbare gevallen van longontsteking per 100.000 omwonenden per jaar.”

Longontsteking in de nabijheid van geitenhouderijen in Gelderland, Overijssel en Utrecht

Het plan was vervolgens om in verder onderzoek zo spoedig mogelijk de jaren 2017 en 2018 in de analyses te betrekken en er is een tweede project opgestart: VGO III (associatie pneumonie met geiten- en pluimveehouderijen in de nabijheid van de woning in de provincies Overijssel, Gelderland en Utrecht). In dit project zullen meer onderscheidende gegevens van pluimvee- en geitenhouderijen worden verzameld, zodat verdere differentiatie, bijvoorbeeld naar bedrijfsgrootte, aangebracht kan worden. De resultaten werden medio 2019 verwacht, maar het duurde tot april 2020 voordat het rapport ‘Longontsteking in de nabijheid van geitenhouderijen in Gelderland, Overijssel en Utrecht’ 1 naar de Tweede Kamer werd gestuurd.

Het rapport behelst onder andere een herhaling van het onderzoek gebaseerd op een epidemiologische analyse van huisartsengegevens in een ander gebied. Daarbij is gekozen voor een gebied dat delen van de provincies Gelderland, Overijssel en de oostkant van Utrecht omvat. Dit gebied heeft een hoge veehouderijdichtheid, maar een lagere achtergrondconcentratie fijnstof dan het VGO onderzoeksgebied in delen van Noord-Brabant en Limburg. Ook in dit onderzoek kan geconcludeerd worden dat er in plattelandsgemeenten met veel intensieve veehouderij meer longontstekingen voorkomen. Dit heeft waarschijnlijk meerdere oorzaken, waarvan de nabijheid van veehouderijen er mogelijk één is.

Er kan uit dit onderzoek geconcludeerd worden dat de associatie tussen het wonen in nabijheid van een geitenhouderij en een verhoogd risico op longontsteking in Gelderland, Overijssel en Utrecht niet afwijkt van de eerder gevonden associatie in delen van Noord-Brabant en Limburg. Het is daarom redelijk te veronderstellen dat deze associaties zijn te vertalen naar andere gebieden in Nederland waar zich geitenhouderijen bevinden.

De eerder in delen van Noord-Brabant en Limburg gevonden associatie tussen het wonen in nabijheid van een pluimveehouderij en een verhoogd risico op longontsteking (2009 tot en met 2014) wordt niet gezien in het nieuwe onderzoeksgebied. De achtergrondconcentratie fijnstof in dit gebied is lager dan het VGO onderzoeksgebied in delen van Noord-Brabant en Limburg. Dit zou kunnen verklaren dat de associatie tussen pluimveehouderijen en longontsteking niet wordt gezien in het nieuwe onderzoeksgebied. Hoewel in VGO de aandacht op longontsteking is gericht, veroorzaakt fijnstof een breder spectrum gezondheidsrisico’s. Het recente advies van de Gezondheidsraad benadrukt dat ook en adviseert daarom reductie van fijnstof ter verbetering van de luchtkwaliteit.

Schouten in de Kamerbrief van september: "Ik verwacht op korte termijn het geconcretiseerde plan van de pluimveesector om de emissie van fijnstof te reduceren. Hierover zijn de Staatssecretaris van I&W en ik dan ook in overleg met de sector. Medio 2021 moet duidelijk zijn of het plan uitvoerbaar is en voldoende effect heeft op de reductie van fijnstof. Vanwege de uitgestelde datum van het inwerking treden van de Omgevingswet, kan nieuwe wetgeving voor fijnstofreductie in de pluimveesector op zijn vroegst per 1 januari 2022 ingaan. Mocht de komende periode blijken dat het plan van de sector niet uitvoerbaar is of onvoldoende effect heeft, dan zal generieke reductie wettelijk worden vastgelegd. De Staatssecretaris van I&W bereidt deze momenteel voor."

In een van de analysemethoden wordt een associatie gevonden tussen wonen in de nabijheid van een schapenhouderij en een verhoogd risico op het oplopen van een longontsteking die eerder in delen van Noord-Brabant en Limburg niet consistent over de onderzochte jaren werd gezien. In de andere gehanteerde analysemethoden binnen dit onderzoek wordt deze associatie echter niet gevonden. De onderzoekers weten nog niet hoe ze deze resultaten moeten interpreteren en zullen hier in het verdere onderzoek aanvullend aandacht aan besteden.

Pas op 22 september komt minister Schouten met antwoorden op de vragen van verschillende fracties op dit rapport. 2 Ze geeft aan dat er nog drie vervolg onderzoeken gepland zijn:
1. Microbiologisch onderzoek bij patiënten met longontsteking
Bij enkele honderden patiënten die de huisarts consulteren wegens een longontsteking wordt nagegaan door welke ziekteverwekker de longontsteking is veroorzaakt. De huisartsen zijn geselecteerd op basis van afstand van geitenhouderijen. Ook wordt in een controlegroep met dezelfde methoden onderzoek gedaan.
2. Onderzoek bij geitenhouders
Bij circa 100 geitenhouders en hun medewerkers wordt onderzocht of zij worden blootgesteld aan bepaalde ziekteverwekkers die mogelijk longontsteking veroorzaken. 3. Onderzoek op geitenbedrijven
Op geitenbedrijven wordt onderzocht of ziekteverwekkers aanwezig zijn, die gerelateerd kunnen zijn aan de longontstekingen bij omwonenden. Niet alleen dieren, maar ook de mest, stof en de lucht worden onderzocht. Tevens worden de verschillende manieren van werken op geitenhouderijen in kaart gebracht, met name hoe een bedrijf omgaat met mest en of dit leidt tot meer emissie van fijnstof en mogelijke ziekteverwekkers.
Zodra een deelonderzoek is afgerond zal dit naar uw Kamer worden verstuurd. Vanwege de corona-crisis lopen de vervolgonderzoeken enkele maanden vertraging op. Naar verwachting wordt het totale VGO III onderzoek in plaats van eind 2021, nu medio 2022 afgerond.

Ze weigert een nationale 'geitenstop' af te kondigen, maar "[w]el heeft het kabinet begrip voor de maatregelen die provincies hebben ingesteld." De provincies Zeeland, Groningen, Friesland en Drenthe hebben nog geen moratorium ingesteld om uitbreiding of nieuwvestiging van geitenhouderijen (tijdelijk) tegen te gaan. Zelfs in provincies met een provinciale geitenstop nam het aantal geiten in 2019 verder toe. De geitenpopulatie is sinds 2000 in omvang verdrievoudigd. Zelfs een hevige gezondheidscrisis als de Q-koortsepidemie en het afkondigen van moratoria hebben aan deze intensieve groei geen halt weten toe te roepen. Schouten: "Wanneer er inzicht is in de uitkomst van de deelonderzoeken van het VGO-III programma, zal bepaald worden welke nadere maatregelen worden getroffen."

Ze zegt verder dat al die jaren van onderzoek niets tastbaars hebben opgeleverd: "Omdat de oorzaak van de verhoogde kans op het oplopen van een longontsteking niet bekend is, zijn er geen aanknopingspunten voor beleid waarmee deze kans verlaagd kan worden." Onzin natuurlijk. Minder vee en veehouderijen zou wel degelijk invloed moeten hebben.

De PvdD: "Gebrek aan sluitend wetenschappelijk bewijs wordt aangegrepen om onder het mom van meer onderzoek tijd te rekken; maatregelen uit voorzorg blijven uit om de belangen van de sector te beschermen en locaties van geitenhouderijen worden niet vrijgegeven waardoor omwonenden niet weten welk risico zij lopen. De commissie Van Dijk concludeerde tien jaar geleden al dat een combinatie van dergelijke argumenten tijdens de Q-koorts epidemie tot een gebrek aan daadkracht van de overheid leidde waardoor de volksgezondheid het onderspit moest delven."

Hoge slachtoffer aantal Corona in Brabant en Limburg

Ignas van Bebber, oncologisch chirurg van het Jeroen Bosch Ziekenhuis in Den Bosch, noemt de intensieve veehouderij ten oosten van de provinciehoofdstad de hoofdschuldige van het grote aantal coronadoden. Van Bebber houdt zich sinds vier jaar intensief bezig met de gevolgen van hoge concentraties fijnstof voor de volksgezondheid. Een belangrijke oorzaak van de fijnstof is de ammoniak uit de intensieve veeteelt. En Oostelijk Brabant is het epicentrum van de Nederlandse varkens-, geiten- en pluimveehouderij.

“Diverse onderzoeken bevestigen de heftige invloed van mest op onze gezondheid. Omwonenden krijgen een continue aanslag op hun longweefsel te verduren. Komt er iets overheen, zoals nu het coronavirus, dan heeft dat grotere gevolgen. Daarom zijn er binnen Noord-Brabant zulke verschillen. In Tilburg en Breda hebben de mensen net zo hard carnaval gevierd. Toch zijn daar relatief minder mensen overleden, want de lucht is er minder vervuild.” 1

Ook voormalig hoofd infectiebestrijdingen Jos van de Sande van de GGD Hart van Brabant vindt het erg toevallig dat nu hetzelfde gebied getroffen wordt waar eerder veel varkenspest en Q-koorts heerste.

“Mensen in het oosten van Brabant worden ook nu weer ernstiger ziek dan elders, net als bij de Q-koorts het geval was. Het is té toevallig, alles bij elkaar. Op de een of andere manier lijken de luchtwegen van mensen in deze gebieden meer aangetast.” 2

Ook in Noord-Limburg - met de gemeente Peel en Maas als uitschieter - zijn er volgens de GGD meer besmettingen en ziekenhuisopnames dan in de rest van Nederland. Dat er een indirecte relatie is tussen slechte luchtkwaliteit en sterfte door het coronavirus, stelde Christian Hoebe, hoofd infectieziekten bij de GGD Zuid vorige week ook al in De Limburger. 3

Onno van Schayck, hoogleraar preventieve geneeskunde aan de Universiteit Maastricht, denkt dat er een verband kan zijn tussen de veestapel en het aantal coronagevallen in die regio's. Het gaat om de concentraties fijnstof, stikstof en ammoniak die juist in gebieden met veel besmettingen het hoogst zijn. In die gebieden loopt ook het meeste vee rond. In heel Brabant en Limburg leven bijna acht miljoen varkens, ongeveer twee derde van het Nederlandse totaal. De provincies herbergen samen ook 40% van de kippen- en geitenpopulatie.

"Als je ziet dat luchtvervuiling en veel besmettingen wereldwijd in meer gebieden samengaan, wordt zo'n verband wel waarschijnlijker. Er is in elk geval alle reden om dit te onderzoeken.” 4

De epidemiologische onderzoeken uit het VGO-III programma zijn uitgevoerd vóór de uitbraak van het coronavirus en staan dus los van de COVID-19 uitbraak. Wel heeft Schouten, zoals in de brief “COVID-19 en mogelijke relatie met dieren” van 22 april jongstleden (Kamerstuk 28 286, nr. 1088) aangegeven, het RIVM gevraagd een verkenning uit te voeren naar de onderzoeksmogelijkheden aangaande de relatie luchtkwaliteit, veehouderijen en COVID-19. De minister van VWS heeft tijdens het debat van 7 mei 2020 over COVID-19 aan de Kamer toegezegd dat er onderzoek gedaan zal worden naar de relatie tussen het hebben gehad van Q-koorts en extra vatbaarheid voor en hogere risico's bij het krijgen van COVID-19.

Overgewicht en hart- en vaatziekten

Naast ouderdom zijn de risicofactoren bij corona vooral ook overgewicht en hart- en vaatziekten. 1 2 En laten die twee nu ook samenhangen met ‘onze’ vraatzucht naar dierlijke producten.

Ondanks de wisselende resultaten maken deze opeenvolgende rapporten en de vragen rondom corona overduidelijk dat de vee-industrie, naast dodelijk voor de opgesloten, misbruikte dieren, slecht is voor de volksgezondheid. ‘Jouw’ keuze om melk, eieren of vlees te eten, is schadelijk voor de geslachtofferde dieren en voor de bevolking.

De vee-industrie is een overbodige activiteit. Niemand heeft de ‘producten’ die deze bedrijfstak levert nodig. Hoe lang blijft onze overheid de belangen van de dieren, de natuur, het klimaat en de volksgezondheid nog opofferen aan de economische belangen van een relatief kleine groep veehouders, veetransporteurs, slachthuizen en veevoederfabrikanten?

Update 2021

Eind maart 2021laat demissionair minister Schouten weten dat de realistische inschatting is dat het totale VGO-III-onderzoek pas eind 2024 afgerond is. 1 De voortdurende COVID-19-crisis heeft meer invloed op de planning van de vervolgonderzoeken dan werd verwacht. De vervolgonderzoeken binnen VGO-III moeten inzicht geven in de oorzaak van het verhoogde risico op het oplopen van een longontsteking voor mensen die in de nabijheid van een geitenhouderij wonen, om uiteindelijk risicoreducerende maatregelen te kunnen nemen. De overheid heeft altijd geweigerd om het voorzorgsprincipe toe te passen en een moratorium in te stellen om uitbreidingen en/of nieuwvesting van geitenhouderijen tegen te gaan, laat staan de geitenhouderij te verbieden. Animal Rights pleit voor dat laatste. Enkele provincies hebben op eigen initiatief wel een stop ingevoerd.

Deze voortgangsbrief over het onderzoek Veehouderij en Gezondheid Omwonenden zegt in principe dat de overheid tot 2025 geen maatregelen zal nemen. Dit is crimineel!

Dierenrechten in de grondwet TEKEN DE PETITIE! Animal Rights wil dat alle dieren in Nederland, wild en in gevangenschap, als (staats)burgers, (rechts)personen en ingezetenen erkend worden en grondwettelijk verankerde rechten krijgen. Animal Rights

Teken nu de petitie

Ja, je mag mij bellen op het volgende nummer