Main content

Inhoud

Waarom de nertsenruimingen doorgang vonden

Nieuws: 18 juni 2020
Bont

Op 18 juni 2020 volgde de motivering van de voorzieningenrechter op zijn besluit van 5 juni om het bezwaar van Animal Rights en Bont voor Dieren tegen de ruiming van nertsen af te wijzen. 1

De basis van het bezwaar van Animal Rights en Bont voor Dieren tegen de ruimingen van de met Covid-19 besmette nertsenfokkerijen was dat een fatsoenlijke (wetenschappelijke) onderbouwing door de ministeries ontbrak. De voorzieningenrechter geeft ons daar voor een deel gelijk in:

“De motivering van deze keuze [het doden van de nertsen ter bestrijding van de besmettelijke dierziekte SARS-CoV-2 op de betrokken nertsenbedrijven] laat in enkele opzichten te wensen over, maar daarin ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor toewijzing van het verzoek om voorlopige voorziening.”

We gaven aan dat, in tegenstelling tot wat de Kamerbrief van 3 juni beweerde, er helemaal geen advies tot ruiming was van de experts van het OMT-Z, maar dat twee scenario’s werden geschetst. Ook dat zag de rechter in:

“Aan verzoeksters kan worden toegegeven dat uit het advies van het OMT-Z niet blijkt dat daarin naar de letter is geadviseerd om de nertsen op de besmette bedrijven te doden ter bestrijding van SARS-CoV-2. In antwoord op de door de ministeries van LNV en VWS aan het OMT-Z gestelde vraag met welke maatregelen risico’s voor de volksgezondheid kunnen worden beperkt/voorkomen volstaat het OMT-Z in het advies met de bespreking van twee typen maatregelen voor besmette bedrijven die afzonderlijk of in combinatie toegepast kunnen worden, te weten zeer strikte isolatie van de besmette bedrijven en het longitudinaal volgen van de infectie op de bedrijven, respectievelijk het doden en ruimen van de nertsen van de besmette bedrijven. Het OMT-Z spreekt in het advies echter geen voorkeur uit voor één van deze twee typen maatregelen. Dit betekent dat het advies van het OMT-Z in zoverre feitelijk geen steun biedt voor de opmerking in de brief van 3 juni 2020 dat "Het OMT-Z adviseert dat ruimen een effectieve maatregel is voor besmette bedrijven”.”

De ministers hebben de Kamer dus verkeerd geïnformeerd.

De rechter geeft verder aan dat ter zitting de ministeries ook aangaven dat het besluit tot ruimen mede is gebaseerd op het advies van het BAO-Z, ook al is dit advies niet uitdrukkelijk vermeld in de besluiten van 4 juni 2020. De zitting werd 5 juni geschorst omdat de ministeries dat advies niet overlegd hadden. In de BAO-Z zitten onder andere de bezorgde gemeentes die al weken riepen om ruimingen en daarin niet gehinderd werden door wetenschappelijke kennis.

Een ander punt dat we aangaven is dat de ministeries volledig voorbij zijn gegaan aan het belang van de dieren. Ook dat gaf de rechter toe:

“Dit neemt niet weg dat het belang van de diergezondheid en het dierenwelzijn in de brief van 3 juni 2020 en het advies van het OMT-Z wat betreft de keuze tussen het ruimen van de nertsen, respectievelijk het isoleren van de besmette bedrijven en het longitudinaal volgen van de infectie op bedrijven, naar het oordeel van de voorzieningenrechter onderbelicht is gebleven.”

Maar vervolgens gaat de rechter echter niet in op de intrinsieke waarde van de dieren, hun belangen en interesses, bijvoorbeeld om te blijven leven.

Toch besloot de voorzieningenrechter dat de ministeries de “keuze voor de maatregel tot het doden van de nertsen voldoende heeft gemotiveerd en dat verweerder in het belang van met name de volksgezondheid in redelijkheid tot die keuze heeft kunnen komen.” Dit is ondermeer gebaseerd op de speculaties over reservoirvorming op de nertsenfokkerijen en de conclusie van de rechter dat dit in tegenspraak zou zijn met de steeds volgehouden stelling van het RIVM dat het risico op blootstelling aan SARS-CoV-2 buiten de stal verwaarloosbaar is.

Ondertussen zijn zo’n 600.000 nertsen omgebracht. "We moeten er nu voor zorgen dat deze kooien ook leeg blijven en de nertsenfokkerij in Nederland onmiddellijk wordt beëindigd,” zegt Animal Rights campagneleider Erwin Vermeulen.