Inhoud
Revolutie: van Mansholt-doctrine naar eiwittransitie
Sicco Mansholt (1908-1995) groeide op als boerenzoon in West-Groningen en startte, na wat omzwervingen, een boerenbedrijf in Wieringermeer. Daar bracht hij de Tweede Wereldoorlog door, hielp onderduikers en regelde voedseltransporten.
In juni 1945 werd hij benoemd tot minister van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening in het kabinet van Schermerhorn-Drees. Met het credo ‘nooit meer oorlog, nooit meer honger’ staat hij aan de wieg van een explosieve schaalvergroting die tot op de dag van vandaag naijlt.
‘Zo veel mogelijk produceren tegen zo weinig mogelijk geld’ was het devies om de prijzen van producten tijdens de wederopbouw laag te houden en tegelijkertijd de boeren toch een fatsoenlijk inkomen te geven. Het beleid was gericht op specialisatie, mechanisatie (later automatisering) en schaalvergroting. De ruilverkaveling veranderde het kleinschalige platteland in een strak productielandschap met monoculturen en grote stallen. Kleine familiebedrijven werden opgeofferd aan de efficiëntie van steeds grotere bedrijven.
Na 13 jaar ministerschap toog Mansholt in 1958 naar Brussel om bij de oprichting van de Europese Economische Gemeenschap (EEG) de eerste Europese Landbouwcommissaris te worden. Steeds geavanceerdere machines en een toenemend gebruik van kunstmest, bestrijdingsmiddelen en krachtvoer werden gekoppeld aan een gemeenschappelijk landbouwbeleid met gegarandeerde prijzen, exportsubsidies en invoerheffingen. Sindsdien hangen de boeren aan de subsidietoog.
Uit Amerika kwam goedkope soja en uit Azië tapioca waardoor de vee-industrie een groeispurt doormaakte. Ooit ondersteunde de veehouderij de akkerbouw via de mest, maar in toenemende mate werd het geld nu verdiend met het uitbuiten van dieren. In 1950 waren er in Nederland minder dan 2 miljoen varkens, in 2000 waren er 13 miljoen. In 1950 hadden ‘we’ ongeveer 35 miljoen kippen, in 2000 waren dat er meer dan 100 miljoen.
Van ‘nooit meer honger’ verdwaalden we in een systeem dat via export de hele wereld tracht te voeden. Concurrerende prijzen voor de wereldmarkt leidden tot kleine marges en dus moest het nog groter en intensiever. En zoals altijd waren de dieren de dupe. Nog steeds leven er in Nederland ongeveer evenveel dieren, maar op fors minder bedrijven. De boer bepaalt het beleid op die bedrijven al lang niet meer, want dat doen de veevoerproducenten, de slachthuizen, de zuivelmultinationals, de eiercentrales, de supermarktketens…
In 1972 trad Mansholt af en in 1973 ging hij met pensioen … en hij kwam tot inkeer. De innovatie, productiviteit en subsidies leidden tot de overproductie van boterbergen en melkplassen. In 1972 publiceerde de Club van Rome het rapport ‘Grenzen aan de groei’ over de desastreuze gevolgen van de menselijke activiteiten voor natuur, milieu en volksgezondheid. Mansholt gaf eerlijk toe dat hij het fout had gehad en dat ‘zijn’ landbouwbeleid leidde tot “crises en catastrofes”.
Vreemd genoeg heeft de huidige regering nog steeds moeite om dit falen in te zien en dezelfde conclusies te trekken. Ook het mestoverschot, de stikstofcrisis en de volksgezondheidsproblemen in veedichte gebieden komen voort uit het beleid van Mansholt en zijn opvolgers. Het ontbreekt onze overheid nog steeds aan inzicht, visie, lef, urgentie en dadendrang.
De revolutie die we nu nodig hebben - voor de dieren, voor de natuur, voor het milieu, voor de volksgezondheid, voor het klimaat en voor de planeet - is een radicale transitie van dierlijke naar plantaardige eiwitten en daarmee een einde aan de vee-industrie. Animal Rights is klaar voor dit nieuw beleid.