Main content

Inhoud

Is het varken nu gered? - De analyse van een analyse

Blog: 31 mei 2019
Slacht

In een analyse in Het Parool van 18 mei getiteld ‘Is het varken nu gered?’ komt politicoloog Jean Tillie aan het woord. Hem doet de groepering Meat The Victims denken aan het ecologisch anarchisme van de jaren zestig en zeventig. De dierenrechtenbeweging is in zijn algemeen echter verre van anarchistisch. Het gaat er niet om dat men geen wetten wil, maar dat de huidige wetten die de menselijke omgang met andere dieren regelen onrechtvaardig zijn. Je zou kunnen zeggen dat ze juist streeft naar strengere wetten over hoe we met dieren omgaan en strikte handhaving daarvan. 1

De tekst op de achterzijde van het t-shirt dat door veel van de bezetters in Boxtel gedragen werd was daarin ook duidelijk: “one has a moral responsibility to disobey unjust laws”. Het langere citaat van Martin Luther King, Jr, waaruit deze quote is genomen, spreekt van “the cup of endurance runs over” en “our legitimate and unavoidable impatience” die net als bij de burgerrechtenbeweging in 1963 voor de dierenrechtenbeweging anno nu aangeven dat het geduld met de onrechtvaardige behandeling van een bepaalde groep in de maatschappij op is.

De relevantie van MLK’s volgende zin in de ‘Letter from Birmingham Jail’ zal ook niemand ontgaan: “You express a great deal of anxiety over our willingness to break laws.” Hij stelt vervolgens de vraag: hoe kan je bepleiten sommige wetten te breken en anderen te gehoorzamen? MLK antwoord daar zelf op: “The answer lies in the fact that there are two types of laws: just and unjust. I would be the first to advocate obeying just laws. One has not only a legal but a moral responsibility to obey just laws. Conversely, one has a moral responsibility to disobey unjust laws. I would agree with St. Augustine that “an unjust law is no law at all.”

Iedere rechtvaardigheidsbeweging, en de dierenrechtenbeweging is er daar een van, erkent de morele plicht om niet alleen rechtvaardige wetten te gehoorzamen, maar ook om onrechtvaardige wetten te negeren. Er zijn daarnaast ook wetten die in principe rechtvaardig zijn, maar worden gebruikt om onrechtvaardigheid in stand te houden en/of te verbergen. De morele plicht om ze te gehoorzamen wordt in die situatie discutabel.

Het gaat er ook niet om om “alle levende wezens als gelijken zien”, zoals Tillie lijkt te denken, maar om de belangen en interesses van alle levende, voelende wezens te respecteren onafhankelijk van hun nut voor mensen. Niet als gelijke dus, maar met gelijke morele consideratie.

Tillie zegt verder: “Die strenge regels: veganist zijn, niet drinken, continu nadenken over wat het goede is – die zijn bijna religieus.” Wat ‘niet drinken’ daarin te zoeken heeft is ons onduidelijk, maar de ethische afwegingen zijn verre van religieus, het tegenovergestelde zelfs. Waar religie een ’leap of faith’ vereist - in iets geloven zonder bewijslast - is de dierenrechtenbeweging voornamelijk rationeel, aangevuld met een flinke dosis empathie.

Het is eenvoudig te beredeneren dat het onrechtvaardig is om levende, voelende wezens met hun eigen belangen en interesses als instrument te gebruiken. Bijvoorbeeld via de Gulden Regel: Behandel anderen zoals je door hen behandeld wilt worden; of via het liberalisme: een ieders vrijheid wordt daar begrensd, waar deze anderen schade toebrengt. Het belangrijkste woord daarin is ‘anderen’: Wie nemen we op in onze morele cirkel en waarom. De uitsluiting van niet-menselijke dieren is, puur rationeel, onhoudbaar. Het woord voor die vorm van discriminatie is ‘speciesisme’ of ‘soortdiscriminatie’.

De analyse heeft het verder over “ideologische medestanders” die zich tegen de bezetting keren. De organisaties die vervolgens ten tonele worden gevoerd, zijn echter in de eerste plaats dierenwelzijnsorganisaties, die weliswaar ook streven naar een betere wereld voor dieren, maar die zich “ideologisch” toch op een andere weg bevinden dan dierenrechtenactivisten.

In de laatste zin van Tillie sluipt er dan toch nog wat arrogantie en vooringenomenheid in het betoog: “Maar ik zou zeggen: doe je verhaal met wat meer humor. Er zit geen grein­tje relativeringsvermogen bij deze club.” We kunnen ons niet herinneren dat iemand ooit gevraagd heeft om meer humor en relativering in, bijvoorbeeld, de anti-apartheidsbeweging. Humor is de dierenrechtenbeweging zeker niet vreemd, maar relativering doet afbreuk aan een principieel rechtvaardigheidsstreven.