Inhoud
Reeën in Vlaanderen
De ree is een kleine hertachtige die in de meeste Vlaamse regio’s voorkomt en geliefd bij het grote publiek. Ze zijn erg schuw en vluchten bij het minste gevaar weg. Hun aantallen zouden niet langer toenemen, maar de laatste jaren stabiel blijven. Al zijn er geen betrouwbare tellingen van het precieze aantal. Reeën zijn de meest bejaagde grofwilddiersoort in Vlaanderen.1
Lees ook: everzwijnen in Vlaanderen.
Leefwijze
Reeën hebben een rode- grijsbruine vacht en een witte vlek op de borst. Mannelijke reeën zijn te herkennen aan hun gewei dat jaarlijks wordt afgeworpen en daarna weer groter aangroeit. Daarvoor schuren ze hun gewei aan bomen tot het valt, wat schade kan veroorzaken. In veel natuurgebieden worden (jonge) bomen beschermd tegen schurende reeën.
Reeën leven in bosachtige gebieden met open plekken en aangrenzende velden. Al komen ze ook steeds vaker in open landbouwgebied voor. In de schemering en ochtenduren zoeken ze voedsel op open terrein, overdag rusten en herkauwen ze in de dekking. Reeën nemen vaak dezelfde routes in het bos, daardoor slijten er paden uit, de zogenaamde 'wissels'.
In het voorjaar en de zomer leven reeën min of meer solitair binnen hun territorium. Enkel geiten leven dan samen met hun jongen. De rest van het jaar leven ze in groepjes, ook wel sprongen genoemd. Meestal bestaan deze uit enkele vrouwelijke reeën die familie zijn van elkaar en een bok, maar ze kunnen ook grotere groepen tot 30 individuen vormen. Reeën kunnen wel 20 jaar oud worden, maar gemiddeld leven ze slechts 7 à 8 jaar o.a. door wintersterfte bij kitsen, het verkeer en natuurlijk de jacht.1 2
Voortplanting
In juli en augustus is de bronsttijd voor de ree. Het mannetje volgt het vrouwtje tot ze bereid is om te paren. Reeën zijn de enige hoefdieren met “kiemrust”, dit wil zeggen dat de vrouwtjes weliswaar in de zomer bevrucht worden, maar het jong zich pas in de baarmoeder ontwikkeld vanaf het najaar. De kalveren worden eind mei geboren en blijven bij de moeder tot de volgende worp. Daarna moeten ze een eigen territorium zoeken.
Reegeiten trekken mannetjes aan door te “fiepen”, ze stoten dan een korte hoge toon uit. Jagers gebruiken dit geluid om reeën te lokken. Wanneer reeën willen waarschuwen voor gevaar of hun territorium afbakenen produceren ze een kort, hees geblaf.
Reeënjacht
Reeën vallen onder het jachtdecreet1 en zijn ingedeeld als “grofwild”. In Vlaanderen worden reeën bijna uitsluitend bejaagd door aanzitjacht. Jagers verschuilen zich soms urenlang in een jachthut waar reeën veelal naartoe worden gelokt met lokvoer en likstenen, meestal in de ochtend- of avondschemering wanneer de reeën het actiefst zijn. Van 1 januari tot 31 maart kunnen reegeiten en reekits (jonge reeën) worden geschoten. Bokken moeten oppassen van 1 mei tot half september.2
Daarnaast kan er altijd en overal bestrijdingsjacht op reeën plaatsvinden, ook in gebied dat niet is ingekleurd als jachtgebied. Als er schade is kan de eigenaar van het perceel melding doen bij het Agentschap Natuur en Bos en 24 uur later een jager laten komen voor bestrijding. Dit gebeurde bijvoorbeeld in 2019 in de plantentuin in Meise: een tiental reeën werd afgeschoten omdat ze aan de rozenknopjes knabbelden.3
Het aantal afgeschoten reeën nam jarenlang toe. In 2002 waren er nog 2234 slachtoffers, in 2018 was dat aantal opgelopen tot 6448. In 2019 is het aantal voor het eerst licht afgenomen tot 6352 slachtoffers.4
Afschotplannen
Het afschot van reeën gebeurt niet op basis van voorjaarstellingen, maar op basis van een driejarenafschotplan. WBE’s bepalen op voorhand hoeveel dieren van een bepaald geslacht en bepaalde leeftijd mogen worden geschoten: 20-30 procent van de slachtoffers mogen geiten zijn, 20–35 procent bokken en 40-55 procent kitsen.1 Op basis daarvan krijgen jagers labels toegekend die aangebracht worden op de dode dieren. Het afschot wordt niet berekend op het aantal reeën dat er is, maar op basis van het afschot van de voorgaande periode en de conditie van de afgeschoten reeën. Indien de reeën een slechte conditie hebben, zou dit er volgens het agentschap op wijzen dat er te veel reeën zijn in het gebied en er dus meer moeten worden geschoten.2
Caesar (2014): “Dit wil zeggen dat het reewildbeheer in Vlaanderen tot doel heeft een duurzame jacht op reewild te ontwikkelen die het voortbestaan van duurzame en gezonde (in goede conditie) reewildpopulaties nastreeft in combinatie met het vermijden van onaanvaardbare schade aan land- of bosbouw en/of van onaanvaardbare schade door verkeersongelukken.”3
Het ANB noemt de instandhouding van de jacht dus een doelstelling van natuurbeheer op zich en dat blijkt ook uit dit systeem: zolang het aantal geschoten reeën hetzelfde blijft, mag de jager blijven schieten. Het plezier van de jager is de belangrijkste motivatie voor de reeënjacht.
Te veel of te weinig reeën?
Over het aantal reeën horen we tegenstrijdige berichten. In sommige natuurgebieden is er sprake van een afname van het aantal. In het zoniënwoud zou het aantal reeën zelfs gehalveerd zijn in tien jaar tijd, maar kan men nog geen duidelijke oorzaak vaststellen van die afname.[^11 ] Ook in het Meerdaalwoud suggereren tellingen dat er minder reeën zijn. Everzwijnen worden er afgeschoten, onder andere omdat ze de reeën zouden wegconcurreren.1 In Drongengoed worden damherten dan weer bejaagd om de reeën te beschermen.
Tegelijkertijd worden in diezelfde natuurgebieden die andere diersoorten bejagen wegens concurrentie met het ree, ook reeën geschoten. In feite worden andere diersoorten niet bejaagd om de reeën te beschermen, maar omdat ze te veel concurreren met de jager.
Teken ook de petitie om de everzwijnen te redden.
Reeschade voorkomen
Reeën kunnen een positieve invloed hebben op ecosystemen. Door begrazing dragen ze bijvoorbeeld bij tot de instandhouding van heidesystemen. Maar in bossen staan ze soms de verjonging in de weg omdat ze knabbelen aan de jonge boompjes. In dat geval kiest men er al snel voor om reeën af te maken.1 Nochtans zijn er oplossingen mogelijk. Het probleem is echter dat de wet natuurbeheerders niet verplicht om maximaal in te zetten op alternatieve maatregelen. Het nemen van een enkele maatregel is voldoende om vervolgens tot afschot over te gaan.
De belangrijkste manier om samen te leven met reeën te faciliteren is jonge gewassen en bomen af te schermen met hekken en manchetten en draadkokers rond de stam van bomen aan te brengen. Ook veranderingen in de aanplanting, namelijk het stimuleren van ondergroei in het bos die kan dienen als waardevol voedsel, zijn mogelijk.2 Voor het verkeer zijn wildrasters een veel betere keuze dan de jacht omdat ze ervoor zorgen dat geen enkel individu van geen enkele diersoort de weg op kan raken.
In ieder geval is jacht nooit een oplossing. Zonder jacht reguleert een reeënpopulatie zichzelf. Langdurig onderzoek in Frankrijk toonde aan dat bij stijgende dichtheden lichtere, kleinere dieren geboren worden, met een hogere mortaliteit in hun eerste levensjaar. Het aandeel geiten geboren in het voorgaande jaar dat deelneemt aan de reproductie is lager en drachtige geiten dragen gemiddeld minder embryo’s. Het benaderen van de maximale draagkracht van een gebied gaat bij reeën dus samen met een afname in de gemiddelde conditie van de populatie.3 De jacht vervangt vooral de natuurlijke sterfte.
Niet-dodelijke manieren van populatiebeheer
De natuur heeft ingrijpen van de mens niet nodig. Het belangrijkste is dat wilde dieren rust en ruimte krijgen. Vlaanderen is één van de meest verstedelijkte gebieden van Europa en heeft nood aan meer verbonden natuurgebieden waar dieren met rust gelaten worden. Als we natuurgebieden met elkaar verbinden en andere dieren niet bejagen, ontstaat een natuurlijker evenwicht dan wanneer jagers met geweren ingrijpen in populaties.
Animal Rights is geen voorstander van populatiebeheer. Als de mens dan toch wil ingrijpen zijn hier een aantal voorbeelden van niet-dodelijke methoden:
Afvangen en herplaatsen: op sommige plaatsen kan mits een uitzonderingsvergunning worden overgegaan tot het afvangen met netten of vangkooien en herplaatsen van dieren. Animal Rights benadrukt dat de eerste oplossing altijd vreedzaam samenleven moet zijn. Herplaatsen kan enkel noodzakelijk zijn in het belang van het dier, niet als gemakkelijkheidsoplossing.
Immunocontraceptie: reproductiecontrole is uitvoerig bestudeerd bij allerlei hertensoorten. Er is zowel langdurig werkende als kortdurende anticonceptie beschikbaar, waarvan PZP en GnRH de meest belovende zijn. Door een eenmalige injectie blijven dieren meerdere jaren onvruchtbaar, indien een herhalingsinjectie wordt toegediend kan het dier levenslang onvruchtbaar zijn.1 Dit kan enkel een laatste redmiddel zijn én indien dit in het belang is van de dieren, bijvoorbeeld bij voedseltekorten.
Jacht stopzetten: jacht is geen goed middel voor populatiebeheer, het zorgt namelijk slechts heel tijdelijk voor minder reeën en vervangt de natuurlijke sterfte. In de merodebossen, waar de jacht werd stopgezet, heeft dit niet geleid tot een explosieve toename van het aantal reeën.2
Barfield (2006): “Population control by traditional methods (indirect or direct intervention by culling, poisoning, translocation, etc.) is increasingly unacceptable to the public, making human studies even more valuable for finding solutions to overabundant wild populations.” 3
Co-existentie de nieuwe norm
Meer en meer verzetten mensen zich tegen de gruwel van de jacht en gaan er stemmen op om vreedzaam met dieren samenleven. Vanuit de gedachte dat de natuur zichzelf kan reguleren indien zij daartoe de kans krijgt, moet de mens niet ingrijpen op aantallen wilde dieren. Voorwaarde daarvoor is wel dat er voldoende ruimte is. De prioriteit voor natuurbeheer in Vlaanderen moet niet het afschieten van wilde dieren zijn, maar werken aan ontsnippering. Zo krijgen we misschien ooit grote, weerbare natuurgebieden waar dieren veilig zijn voor de bemoeienissen van de mens.