Inhoud
Winst! Reeën-slachting in Drenthe gestaakt
Na Zeeland is ook in Drenthe en Flevoland de reeën-slachting gestaakt!
Op 28 januari 2025 deed de rechtbank Noord-Nederland uitspraak op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen Animal Rights en Fauna4Life enerzijds en het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Drenthe anderzijds, over het afschieten van reeën.
Lees ook: VERZOEK TOT SCHORSING VAN ONTHEFFING VOOR AFSCHOT REEËN IN DRENTHE
Spoedeisend belang
De voorzieningenrechter treft alleen een voorlopige voorziening als onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorzieningenrechter acht het spoedeisende belang aan de zijde van de stichtingen als gegeven, omdat van de verleende ontheffing gebruik wordt gemaakt. Dat de ontheffing reeds meer dan een jaar van kracht is doet daar niet aan af.
Noodzaak
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft het college de noodzaak voor de ontheffing ten behoeve van de verkeersveiligheid onvoldoende gemotiveerd.
In het Faunabeheerplan (Fbp) wordt geen inzicht gegeven in het aantal aanrijdingen per wildbeheereenheid (wbe). Derhalve is niet duidelijk in welke wbe’s de streefnorm overschreden wordt en of er dus een noodzaak is voor het verlenen van de ontheffing voor de gehele provincie.
Verder blijkt uit de door de provincie aangeleverde gegevens niet wat voor soort aanrijdingen het zijn geweest en wat de schade daarvan is en of er dus een risico voor de verkeersveiligheid is.
Onvoldoende is onderbouwd dat er een risico voor de verkeersveiligheid ontstaat indien de streefnorm van 600 aanrijdingen dan wel 6% van het aantal getelde reeën overschreden wordt.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is niet aangetoond dat bij een percentage hoger dan 6% in de provincie Drenthe automatisch sprake is van een onaanvaardbaar gevaar voor de verkeersveiligheid. De voorzieningenrechter is van oordeel dat daarvoor inzicht moet bestaan in de aard en ernst van de ongevallen. Dat inzicht ontbreekt.
Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is voorts onvoldoende onderbouwd dat afschot een positief effect heeft op het aantal aanrijdingen. Dat er een zwak positief verband bestaat tussen de dichtheid van reeën en het aantal aanrijdingen is daartoe onvoldoende, nu dit niet betekent dat afschot effect heeft op het aantal aanrijdingen.
Uitgangspunt is dat in elke zaak de noodzaak tot het verlenen van de ontheffing inzichtelijk is gemaakt en onderbouwd met de juiste informatie en cijfers.
Ontheffing op voorhand
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de inhoudelijke toetsing van de vraag of is voldaan aan de voorwaarden voor ontheffingverlening, namelijk het bestaan van een risico voor de verkeersveiligheid en de afwezigheid van andere bevredigende oplossingen, wordt verricht na ontheffingverlening door het college.
Het voorgaande is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter in strijd met de Wet natuurbescherming (Wnb). In de Wnb dient de bevoegdheid tot ontheffingverlening, en daarmee de beoordeling of is voldaan aan de voorwaarden voor ontheffingverlening, vooraf te worden
beoordeeld in het kader van het verlenen van de ontheffing en niet pas daarna.
Gelet op het voorgaande is de verleende ontheffing niet rechtmatig.
Andere bevredigende oplossingen
Uit de geschiedenis van de totstandkoming van de Wnb volgt dat het bevoegd gezag het belang van de bescherming van de betrokken soort en het belang waarvoor een ontheffing wordt aangevraagd tegen elkaar zal moeten afwegen.
Als het doden van de betrokken dieren geheel of gedeeltelijk vermijdbaar is door het treffen van geschikte en proportionele mitigerende maatregelen, is het niet verlenen van de ontheffing of vrijstelling, of het daarbij voorschrijven van dergelijke maatregelen, uitgangspunt.
Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft het college onvoldoende onderzocht en onderbouwd dat er geen andere bevredigende maatregelen zijn en dat afschot onvermijdbaar is.
Daarbij is de voorzieningenrechter met Animal Rights en Fauna4Life van oordeel dat niet is aangetoond dat afschot een geschikt middel is om het doel, het verlagen van het aantal aanrijdingen, te bereiken.
Conclusie
Gelet op voorgaande rechtsoverwegingen is het besluit naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet rechtmatig. Het beroep is daarom gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd. Het college dient opnieuw te beslissen op het bezwaar binnen zes weken na datum van de uitspraak. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt toegewezen en het bestreden besluit geschorst tot zes weken na de nieuwe beslissing op bezwaar.
Zeeland
Op 18 oktober 2024 oordeelde de rechtbank Zeeland-West-Brabant al dat Gedeputeerde Staten van Zeeland onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het terugbrengen van de populatie van het ree noodzakelijk is voor de verkeersveiligheid: “De beroepen zijn gegrond, omdat verweerder niet in redelijkheid de gevraagde ontheffing heeft kunnen verlenen. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit.”
De provincie verleende in december 2023 een ontheffing om tot en met 2029 reeën af te schieten.
Lees ook: WINST VOOR DE REEËN IN ZEELAND
Flevoland
Het zelfde fantastische resultaat werd diezelfde dag ook behaald in Flevoland.